Het werkplaatsreglement

inleiding

Dit algemene werkplaatsreglement werd opgesteld in overleg met de praktijkleraren en maakt deel uit van het schoolreglement.
De afspraken en instructies die erin staan, maken een vlot en ordelijk verloop van de praktijklessen mogelijk, zorgen voor een veilige werkomgeving en dragen bij tot het ontstaan van een aangename en leergerichte werksfeer.

Het algemene werkplaatsreglement is van toepassing in alle werkplaatsen die door leerlingen gebruikt worden.
Het kan aangevuld worden met een specifiek werkplaatsreglement dat afspraken en instructies bevat die enkel in een bepaalde werkplaats van toepassing zijn.

Wij verwachten dat onze leerlingen alle instructies en afspraken uit het algemeen en specifiek werkplaatsreglement naleven. Leraren zullen hen hierbij begeleiden en ondersteunen.
Als leerlingen de afspraken en instructies niet naleven kunnen er sancties volgen. Dit zal zeker het geval zijn wanneer ze de veiligheid van zichzelf of anderen in gevaar brengen. Ernstige inbreuken zoals het opzettelijk beschadigen, uitschakelen of verwijderen van veiligheidsvoorzieningen kunnen het opstarten van een tuchtprocedure tot gevolg hebben.

Toegang tot de werkplaatsen

Omwille van de aanwezige risico’s is de toegang tot de werkplaatsen beperkt tot bevoegde personen zoals praktijkleraren, ondersteunend personeel en directie. Voor leerlingen die les hebben in een werkplaats gelden de volgende afspraken.

 

  • Je mag de werkplaatsen enkel betreden onder begeleiding van een leraar, of na uitdrukkelijke toestemming van een leraar.

 

  • Je blijft niet rondhangen in de kleedkamer of de wasruimte. Na het aantrekken van je werkkleding ga je zo snel als mogelijk naar je leraar zodat de les kan beginnen.

 

  • Tijdens de les mag je de werkplaats niet verlaten zonder toestemming van je leraar. Meld je bij terugkomst even bij hem/haar aan.

 

  • Verlaat de werkplaats op het einde van de les pas na het belsignaal en nadat de leraar toelating geven heeft.

 

  • Als je leraar vermoedt dat je alcohol of een ander genotsmiddel gebruikt hebt, dan krijg je geen toegang tot de werkplaats maar word je doorverwezen naar de gedragscoach en de directie.

Werkkleding

In alle werkplaatsen is het correct dragen van werkkleding verplicht. Welke werkkleding je moet dragen is afhankelijk van de aanwezige risico’s en kan daarom verschillen van werkplaats tot werkplaats.

De werkkleding is voorzien van het schoollogo en wordt aangekocht via de school. Uitzonderlijk mag je andere werkkleding dragen, maar daarvoor heb je de toestemming nodig van je vakleraar en van de preventieadviseur.

 

  • Zonder correct gedragen werkkleding mag je niet deelnemen aan de activiteiten in de werkplaats.

 

  • Je werkkleding dient netjes en in goede staat te zijn. Er mogen geen teksten, tekens of figuren op aangebracht worden. Je kleding mag ook niet gescheurd zijn of gaten vertonen.

 

  • Draag je werkkleding steeds gesloten. Als je onder je werkkleding eigen kledingstukken draagt, dan moeten die voldoende nauw aansluiten en zoveel als mogelijk bedekt worden door de werkkleding.

 

  • Je eigen kleding mag geen bijkomende risico’s veroorzaken. Daarom is het bijvoorbeeld niet toegestaan om voetbal T-shirts te dragen als die volledig uit synthetisch materiaal zoals polyester vervaardigd zijn. Die stof smelt immers bij blootstelling aan hitte en veroorzaakt daardoor mogelijk ernstige brandwonden.

 

  • Bewaar je werkkleding als je ze niet draagt in je locker. Neem ze wel tijdens elke vakantie – of als ze zeer vuil is – mee naar huis voor een wasbeurt.

 

  • Beschadigde kleding mag niet meer gedragen worden. Je moet ze zo snel als mogelijk zelf laten vervangen of herstellen.

 

  • Draag geen juwelen zoals ringen, oorhangers of piercings, en geen loshangende voorwerpen zoals polsbandjes of halskettingen.

 

  • Draag ook geen hoofddeksel zoals een pet, muts of kap tenzij het een verplichte PBM is.

 

  • Heb je lange loshangende haren dan moet je die samenhouden met een haarnetje of een elastiekje.

Persoonlijke beschermingsmiddelen

Omdat in een werkplaats niet alle risico’s uitgesloten kunnen worden, zijn Persoonlijke Beschermings Middelen (PBM) nodig. Die beschermen bepaalde delen van je lichaam en verminderen zo de kans op ernstig of blijvend letsel.

  • Met behulp van pictogrammen wordt aangegeven welke PBM’s verplicht zijn bij het betreden van een werkplaats of bij het gebruik van een arbeidsmiddel. Je vindt die pictogrammen terug in de werkplaats, op het arbeidsmiddel en/of op de bijhorende  veiligheidsinstructiekaart. Bekijk de pictogrammen voor je aan het werk gaat.
  • Betreed enkel een werkplaats en/of gebruik enkel een arbeidsmiddel met de juiste PBM.
  • Volg nauwkeurig de gebruiksaanwijzing van de PBM op, anders bieden ze niet de nodige bescherming.
  • Draag zorg voor de PBM, berg ze netjes op en meld beschadigingen of defecten aan je leraar. Gebruik nooit PBM als je denkt dat ze beschadigd of defect zijn.
  • Het dragen van veiligheidsschoenen is verplicht in alle werkplaatsen. Zonder veiligheidsschoenen mag je niet deelnemen aan de activiteiten in de werkplaats.
  • Bij het gebruik van perslucht en bij verspanende bewerkingen zoals machinaal boren, zagen, slijpen, draaien, frezen, enz… is het dragen van een veiligheidsbril verplicht.
  • In werkplaatsen waar veel verspanende bewerking gebeuren, moet steeds en door iedereen een veiligheidsbril gedragen worden.
  • Gehoorbescherming is verplicht bij het gebruik van arbeidsmiddelen die veel (meer dan 85 decibel) lawaai kunnen produceren.
  • In werkplaatsen waar de grens van 85 decibel vaak overschreden wordt, moet steeds en door iedereen gehoorbescherming gedragen worden.
  • Aangepaste ademhalingsbescherming is verplicht wanneer prikkelende of schadelijke dampen, gassen, aërosolen of stofdeeltjes ingeademd kunnen worden.
  • Veiligheidshandschoenen zijn verplicht bij alle werkzaamheden die gevaar voor kwetsuren aan de handen inhouden. Bij bepaalde arbeidsmiddelen is het gebruik van handschoenen echter verboden. Dit verbod wordt op het arbeidsmiddel en/of op de bijhorende veiligheidsinstructiekaart aangegeven met een pictogram.

Gebruik van arbeidsmiddelen

Met arbeidsmiddelen bedoelen we alle gereedschappen, machines, apparaten en installaties die in een werkplaats gebruikt worden.

 

  • Gebruik arbeidsmiddelen enkel voor het doel waarvoor ze bestemd zijn en enkel om opdrachten uit te voeren die door een leraar gegeven zijn.

 

  • Als bij een arbeidsmiddel een veiligheidsinstructiekaart aanwezig is, raadpleeg die dan voor je het arbeidsmiddel gaat te gebruiken.

 

  • Gebruik enkel arbeidsmiddelen als je de veiligheidsinstructies begrijpt en kan toepassen.

 

  • Gebruik enkel arbeidsmiddelen die je in een noodsituatie veilig buiten werking kan stellen.

 

  • Verwittig medeleerlingen die in de onmiddellijke omgeving zijn van een machine die je in werking gaat stellen.

 

  • Verlaat nooit een machine die in werking is.

 

  • Schakel nooit een machine in of uit wanneer die door een andere leerling gebruikt wordt.

 

  • Stoor nooit een medeleerling wanneer die een arbeidsmiddel aan het gebruiken is.

 

  • Bepaalde machines en apparaten staan in een afgebakende zone die enkel betreden mag worden door de gebruiker. Respecteer die beperking.

 

  • Zie je bij een machine of apparaat een beschadiging of een risicovolle situatie, verwittig dan je leraar en schakel het arbeidsmiddel niet in. Blijf bij het toestel en voorkom dat anderen het gebruiken.

 

  • Doet er zich tijdens het gebruik van een machine of apparaat een abnormale situatie voor (bv. lawaai of rookontwikkeling) schakel dan het arbeidsmiddel onmiddellijk uit en verwittig je leraar. Blijf bij het toestel en voorkom dat anderen het gebruiken.

 

  • Volledig zelfstandig een arbeidsmiddel gebruiken mag enkel als je de nodige vakbekwaamheid hebt verworven en als je leraar daar toestemming voor gegeven heeft.

 

  • Gebruik nooit ladders of rolstellingen zonder de uitdrukkelijke toestemming van je leraar.

 

  • Neem geen materialen of arbeidsmiddelen van school mee naar de speelplaats of naar huis.

 

  • Breng geen arbeidsmiddelen van thuis mee naar school.

 

  • Je mag in de werkplaatsen – net zoals in de andere schoolgebouwen – geen smartphone gebruiken of opladen. Ook het opladen van laptops is niet toegestaan.

Gebruik van producten met gevaarlijke eigenschappen

In de werkplaatsen is het soms nodig producten te gebruik die in meer of mindere mate ontvlambaar, brand versnellend, explosief, bijtend, giftig, schadelijk voor de gezondheid of het milieu zijn.

De afspraken en instructies voor het gebruik van die Producten Met Gevaarlijke Eigenschappen (PMGE) zijn vergelijkbaar met die van arbeidsmiddelen.

 

  • Gebruik producten met gevaarlijke eigenschappen enkel op de voorgeschreven manier en enkel om opdrachten uit te voeren die door een leraar gegeven zijn.

 

  • Gebruik PMGE nooit in een grotere hoeveelheid of met een hogere concentratie dan strikt noodzakelijk.

 

  • Als voor een PMGE een veiligheidsinformatieblad beschikbaar is, raadpleeg dat dan voor je het product gaat gebruiken.

 

  • Gebruik enkel PMGE als je de informatie op het veiligheidsinformatieblad begrijpt en kan toepassen.

 

  • Doet er zich tijdens het gebruik van een PMGE een abnormale situatie voor (bv. een groot lek of rookontwikkeling) verwittig dan onmiddellijk je leraar. Probeer te voorkomen dat anderen blootgesteld worden aan gevaar, maar neem geen risico’s en denk aan je eigen veiligheid.

 

  • Met behulp van pictogrammen wordt aangegeven welke PBM verplicht zijn bij het gebruik van een bepaald product. Je vindt die pictogrammen terug op het etiket en/of op de bijhorende veiligheidsinformatieblad. Bekijk die pictogrammen voor je het product gaat gebruiken.

 

  • Volg nauwkeurig de gebruiksaanwijzing van de PBM op, anders bieden ze niet de nodige bescherming.

 

  • Na gebruik sluit je verpakkingen van de PMGE goed af en zet je ze terug op de voorziene plaats in de opslagruimte.

 

  • Als je een PMGE in een andere verpakking wil opslaan, breng je daar eerst een reglementair etiket op aan.

 

  • Gebruik nooit verpakkingen van dranken of voedingswaren om PMGE in op te slaan.

 

  • Neem geen PMGE van school mee naar de speelplaats of naar huis.

 

  • Breng geen PMGE van thuis mee naar school.

Orde en netheid

Ordelijke en goed georganiseerde werkplaatsen getuigen van vakbekwaamheid en zorgen voor een aangename werksfeer. Bovendien is de kans op ongevallen groter als je in een vuile, rommelige omgeving moet werken.

 

  • Gebruik je locker om persoonlijke bezittingen op te bergen, breng je rugzak of boekentas niet mee naar de werkplaats.

 

  • Bij het begin van het jaar zorg je voor een slot waarmee je je locker kan afsluiten.

 

  • Beschadig de lockers niet, beschrijf ze niet en breng er ook geen tekeningen, zelfklevers of andere voorwerpen op aan.
  • Zorg ervoor dat in de onmiddellijke omgeving van machines en apparaten geen hindernissen zijn die valpartijen kunnen veroorzaken.

 

  • Zorg er vooral voor dat de evacuatieweg en noodvoorzieningen zoals brandblusser en noodstop probleemloos gebruikt kunnen worden.

 

  • Vind je bij het begin van de les arbeidsmiddelen of materialen op een plaats waar ze niet thuishoren, verwittig dan je leraar.

 

  • Leg nooit gereedschap of losse onderdelen op of in de onmiddellijke omgeving van een machine.

 

  • Als je klaar bent met het gebruiken van een arbeidsmiddel, berg het dan zo snel als mogelijk op. Ook losse onderdelen van machines en apparaten leg je zo snel als mogelijk terug op de voorziene plaats.

 

  • Op het einde van de les ruim je je eigen werkplek op.

 

  • Nadien help bij het opruimen en reinigen van de werkplaats. Dit gebeurt klassikaal of volgens een beurtrol.

 

  • Laat de kleedkamer en de wasruimte netjes achter. Verwittig je leraar als je er beschadigingen opmerkt.

Milieu

  • Gebruik zo weinig mogelijk producten met gevaarlijke eigenschappen. Denk voor je ze gaat gebruiken na over een minder gevaarlijk of minder schadelijk alternatief.

 

  • Verwijder afval op de voorgeschreven manier. Werp het in de juiste bakken en containers zodat het gerecycleerd kan worden.

 

  • Ruim gemorste producten onmiddellijk op. Doe dit op de voorgeschreven manier en met de juiste hulpmiddelen. Raadpleeg – indien beschikbaar – het veiligheidsinformatieblad van het product en vraag uitleg aan je leraar.

 

  • Gebruik voor de opslag van vloeibare afvalstoffen enkel de daarvoor bedoelde flessen en bussen. Loos geen producten zoals verf, oplosmiddel, koelvloeistof, olie, brandstof, … in wasbakken of rioolputjes.

Hygiëne en gezondheid

  • Zorg dat je werkkleding regelmatig gewassen wordt.

 

  • Als er producten met gevaarlijke eigenschappen op je kleding terecht komen, trek die dan onmiddellijk uit en verwittig je leraar. Spoel jezelf indien nodig af onder de nooddouche of in de wasplaats.

 

  • Als je werkkleding draagt, berg je eigen kleding dan netjes op in je locker.

 

  • Eet niet in de werkplaats en breng ook geen eten mee.

 

  • In de werkplaats mag je water drinken, maar andere dranken zoals frisdranken zijn niet toegelaten.

 

  • Zet je waterflesje enkel op de afgesproken plaatsen.

 

  • Meld elke verwonding aan je leerkracht en laat elke wonde zo snel als mogelijk verzorgen.

 

  • Was op het einde van elke praktijkles je handen met water en zeep.

Noodprocedure

Verwittig je leraar als je in de werkplaats rook of vuur ziet.

Als je die niet onmiddellijk kan bereiken, verwittig dan het onthaal (03 457 01 38).

Onderneem zelf nooit meer dan één bluspoging.

Evacueer nadien zoals beschreven in de evacuatierichtlijnen.

Evacueer ook steeds als je het evacuatiesignaal hoort.

Je kan kostbare tijd winnen door vooraf de evacuatiewegen en de veiligheidsvoorzieningen zoals brandblussers te bekijken. Op de evacuatieschema’s die in de gangen, klassen en werkplaatsen zijn opgehangen, kan je die belangrijke informatie terugvinden.